Je komt binnen met een hoofd vol, een leven vol.

De zorgen trekken je gezicht samen, je ogen staan serieus.

Je lijf is verkrampt, met hoge schouders, schichtig en gespannen.

En je bent moe, zo moe.

Dus ik zeg ‘Ga even zitten’, en ik vraag je:

Wie ben je?

Wat blijft er over als je nu, hier, heel even alles laat vallen?

Als je niet probeert iets te zijn, als je heel even niet denkt aan morgen?

Als je (al is het maar voor een moment) je naam vergeet, je beroep, je dromen, je status en je verleden?

Als al die ideeën over je fouten en tekortkomingen en wie je had kúnnen zijn, al je herinneringen aan een tijd die beter was, en je hoop op een tijd die beter wórdt, even mogen rusten?

Wie ben je als al je meningen en angsten en afhankelijkheden en gepieker een paar minuten rust krijgen?

Als alles, álles wat er op dit moment is, precies genoeg is?

Als je bent wat niets verlangt, niet baalt, niets mist, niet terug wil naar vroeger, niet wil ontsnappen naar later, en niet meer wil dan dit?

Wie is hier, als het verleden en de toekomst even niet tellen, wie is hier altijd geweest (ongeacht leeftijd of situaties of staat van je lichaam), en wie zal hier altijd zijn?

Wie ben je als je simpelweg hier bént,

en niet hier dénkt?

Wie blijft er over?

Wie is hier?

Wie?