Je kúnt natuurlijk wachten.
Omdat je dat nou eenmaal zo geleerd hebt.
Omdat je dat fatsoenlijk vindt.
‘Wel zo netjes.’
Omdat je de kat graag uit de boom kijkt, voor alle zekerheid.
Of omdat níet wachten zo’n beetje het engste is wat je je kunt voorstellen.
Maar wat als wachten (of afwachten) een soort verlammende gewoonte wordt?
Als je het altijd eerst zeker wilt weten, als eerst alle ongemak en spanning uit je lijf moet vóór je in actie komt?
Wat als netjes doen en braaf zijn steeds vaker resulteren in een onbevredigd en onvervuld gevoel?
En wat als je daar eigenlijk wel klaar mee bent?
Dan ga je natuurlijk kijken of het niet tóch anders kan (antwoord: ja), en dat doe je dan met mij.
En daar ga je uiteraard niet mee wachten.
Toch?