Bezield.

Dingen hebben een ziel.

Onze ziel.

Ziel.

Gek woord als je het een paar keer achter elkaar leest, of zegt.

Bestaat-ie eigenlijk, de ziel?

Dat is zowel een interessante vraag als een onzinnige opmerking.

Bestaat intellect?

Bestaat Sinterklaas (nee en ja).

Bestaat de toekomst?

Wie of wat bepaalt eigenlijk of iets bestaat?

En hebben we werkelijk bewijs nodig?

Oh, en bestaat bewijs zélf eigenlijk wel, of is dat ook maar gewoon een woord dat we accepteren omdat we dat nou eenmaal allemaal geleerd hebben te doen?

Vragen of de ziel bestaat is feitelijk net zo onzinnig als vragen of de winter bestaat (wijs ‘m eens aan?) of dat voorpret bestaat (heb je er nog wat van liggen?).

En dat geldt ook voor liefde, overmorgen, faalangst, geluk, zomeravonden, en de triljoen biljoen andere fenomenen die we accepteren alsof je ze in een la kunt bewaren.

Zo ongeveer alles dus, eigenlijk.

De meeste dingen of begrippen bestaan omdat we ze kunnen gebruiken in ons leven, omdat ze ons helpen ons uit te drukken, omdat ze een specifieke functie hebben binnen de verhalen die we elkaar en onszelf vertellen.

Ze bestaan omdat we ze daarvoor hebben uitgevonden.

Omdat het ons mogelijk maakt over dingen te praten die eigenlijk níet bestaan.

Ik vind de ziel een fijn idee.

In de vorm van dat mooie, pure en inspirerende beginsel bestaat de ziel voor mij.

En misschien is het wel mijn ziel die de ziel zo leuk vindt.

Of misschien, dat zou ook kunnen, is het alleen maar een romantische gedachte, een fantasievol beeld dat de zogenaamde diepgang biedt die ik waardeer, die het poëtische in mij raakt.

Je zou kunnen zeggen dat alles waar je in gelooft in zekere zin bestaat.

Mooi vind ik dat.

Maar bestaat dát eigenlijk?