Je hebt geleerd niet op te vallen.

Dat was veiliger.

Klein en stil hielpen je overleven.

Onzichtbaarheid was je geheime wapen.

Je hebt het ontwikkeld toen je nog jong was, en later geperfectioneerd.

En nu bepaalt het je hele leven.

Nu ben je chronisch bescheiden.

Nu vraag je nooit ergens om (want je krijgt het waarschijnlijk toch niet, toch?).

Nu ben je niemand tot last.

Behalve jezelf.

Want al dat kleine, al dat veilige, al dat onzichtbare, eisen inmiddels hun tol.

Van binnen smeult het.

Na al die jaren gedwongen bescheidenheid en geforceerde onopvallendheid, barst je bijna uit elkaar.

Jezelf onderdrukken is verschrikkelijk.

Maar wat doe je eraan als alles wat je weet bestaat uit angst en zorgelijkheid?

Hoe trek je je mond open als je alleen maar weet hoe je ‘m dicht moet houden?

Hoe kun je zijn wie je bent, als wie je bent zich nooit heeft durven laten zien?

Het begint met de erkenning dat je leeft volgens patronen, maar dat die patronen je niet definiëren.

Wat je gelooft heb je geleerd (meer is het niet), en hoe je doet is hoe je dacht te moeten doen toen de wereld nog totaal ondoorgrondelijk en heel onveilig voor je was.

Onzichtbaarheid is een truc, een aanpassing, een mechanisme.

Een overblijfsel uit je allervroegste jaren.

Ooit relevant, misschien, maar je hebt het niet meer nodig.

De volgende stap?

Vertrouwen.

Al is het maar een héél klein beetje.

Share This

Share this post with your friends!