Ik vind iedereen vervelend, en onaantrekkelijk.
Terwijl ik langs de profielen scroll op een van mijn dating apps, komen de vooroordelen en kritische meningen moeiteloos omhoog.
Aansteller.
Dom.
Lelijk.
Zelfingenomen.
Kansloos.
Elke foto en elk beetje tekst wordt razendsnel bekritiseerd, afgekeurd, en afgemaakt, en ik zit erbij en kijk ernaar.
Wat een puinhoop.
Het is allemaal zinderend negatief en hopeloos fascinerend tegelijk.
Waarom ben ik ooit zo gaan denken?
Wat was het idee achter die overdreven superioriteit (het ligt voor de hand dat ik daardoor zelf beter uit de verf zou komen, maar wie weet is het wel iets anders)?
Het heeft me járen gekost om te snappen dat die woeste veroordelingsmachine met zijn groteske meningen bar weinig met mij te maken heeft.
Zelfs toen ik ooit het licht had gezien en een waanzinnige eenheidservaring had meegemaakt, en nadat ik ineens tot in elke vezel begreep dat het bewustzijn waarnaar ik zo koortsachtig zocht de motor was achter die zoektocht en dus allang in mij aanwezig, bleef het bekritiseren en negatief beoordelen gewoon doorgaan.
De verwarring was intens groot.
Had ik niet zojuist de essentie van het bestaan meegemaakt?
Hoe kon ik na zo’n openbaring nou nog steeds zo oppervlakkig en lelijk denken?
Hoe was ik in godsnaam in staat om onverminderd lomp te zijn als het om andere mensen ging?
De volgende stap, na het inzicht dat ik weinig kan doen aan die meningenmachine, was stoppen met mezelf veroordelen voor het veroordelen.
Het eerste is een automatisme; het tweede een gewoonte die je kunt afleren.
Met een beetje mazzel lach je er uiteindelijk om.
—
(Foto door @helloimnik, voor Unsplash)