Terwijl ik mijn dochter zie wegfietsen, verkruimelt mijn hart.

Een rommelend, zwaar gevoel in mijn lijf maakt de ervaring compleet.

Soms heb ik dat, een moment waar liefde en angst elkaar ontmoeten, en het idee dat ik haar misschien nooit meer zie uit het niets omhoog komt.

Het is geen reële afweging, maar dat maakt het niet minder realistisch.

Houden van is bij mij over het algemeen groots en meeslepend.

Dat betekent automatisch een enorme kwetsbaarheid, en daarmee heb ik mijn hele leven geworsteld.

Hij is er nog steeds, de angst om overrompeld en vermorzeld te worden door het leven.

Het diepgewortelde idee dat ik niet ben toegerust om aan te kunnen wat me overkomt -ook al heb ik reeds het nodige voor mijn kiezen gehad, en ben ik er nog steeds, relatief onbeschadigd.

Dit hele gedoe is dan ook niet logisch, maar een donkere echo uit het verleden die zijn stempel op het heden drukt.

Een manier van leven, bijna, die me voorzichtig en teruggetrokken heeft gemaakt, tót het moment dat ik niet meer voorzichtig en teruggetrokken wilde leven.

Daarom is het, net zoals bij veel andere grote thema’s, de laatste jaren significant veranderd, puur door het verlangen om het anders te doen, en mijn interne bewegingen te onderzoeken en belichten.

De aandrang en de automatismen zijn nog niet weg, maar de capaciteit om die woeste bewegingen op te vangen is veel en veel groter geworden.

Ik besef dat dit allemaal niet nodig is, in theorie, en dat de complexiteit van mijn ervaringen feitelijk totaal overdreven is en alles veel te moeilijk maakt.

Maar zo werkt dat nu eenmaal: de ene mens heeft een zorgeloze basisinstelling en fladdert rond als een stonede vlinder, terwijl het leven voor de ander één grote lijdensweg is.

Allemaal intern gecreëerd.

Allemaal gedoe om niks, over het algemeen.

Gelukkig verkruimel ik nooit echt, en is er altijd weer de liefde die me ondersteunt.

(Foto door @noahbuscher, voor Unsplash)