Mijn hoofd denkt overal over na.
Zelfs of het wel handig is om overal over na te denken, of dat het zonde van de tijd is en er beter iets anders verzonnen kan worden.
En dan gaat hij gerust nog een uurtje door over dat onderwerp.
Als het niet zo bloedirritant was zou ik het grappig vinden (vind ik trouwens ook wel hoor, soms).
Ergens is het allemaal extreem voorspelbaar, maar het probleem is vooral dat het niet ophoudt.
Het is alsof mijn hoofd het angstige idee heeft dat níet in beweging zijn het einde betekent.
Alsof stoppen met denken hetzelfde is als stoppen met leven.
Hij gáát maar door, springt van het ene op het andere onderwerp, tovert de meest irrelevante vragen en problemen uit een eindeloos diepe hoge hoed, en biedt vervolgens aan die een voor een voor me op te lossen.
Wat meestal niet lukt, uiteraard, maar vooral helemaal niet hoeft.
Mijn hoofd is de koning van de denkbeeldige uitdagingen.
Altijd bezig met wat zou kunnen gebeuren, zogenaamd slimme lijntjes leggend naar het verleden, en ondertussen schaamte en paniek en verwarring oproepend.
Als het niet zo vermoeiend was zou ik het fascinerend vinden (wat ook wel eens gebeurt, eerlijk is eerlijk), dat hoofd.
Dat onrustige hoofd dat maar relevant wil blijven, zich koste wat het kost in mijn bewustzijn wil duwen, en geen genoegen kan nemen met een tweede plaats binnen mijn aandacht, of zelfs een klein siëstaatje ergens in de schaduw.
Het ding is dat er nét genoeg nuttige en zinvolle ideeën in opkomen om enigszins geloofwaardig te lijken, en daar kan hij dan weer op teren.
Ik kan mijn hoofd niet uitzetten, maar ik kan het wel leren kennen.
Dat biedt ruimte voor een verstandhouding die meer ontspannen is.
Mijn hoofd wil voor me zorgen, dat weet ik echt wel, maar kan zich niet inhouden en weet van geen ophouden.
Als het niet zo overtuigend was zou ik mijn schouders erover ophalen.
Gelukkig doe ik dat steeds vaker.
—
(Foto door @jemsahagun, voor Unsplash)