Ik ben opgegroeid op een dieet van liefdesliedjes en Hollywoodclichés.

Dat (en het bewogen huwelijk van mijn ouders) heeft me een gekleurd beeld van romantische relaties opgeleverd.

En daar heb ik mijn hele leven veel last van gehad.

Bij liefdesliedjes zie je over het algemeen twee smaken: ‘Ik ben zo blij dat ik je ken en we blijven voor altijd bij elkaar!’, of ‘Je bent bij me weg en nu ben ik niets meer waard’.

Bij veel romantische films komen beide invalshoeken aan de beurt.

Maar er speelt natuurlijk een dubieus soort zoetheid.

Het gaat vaak over een diepe afhankelijkheid en zelfverloochening, en het hysterisch ophemelen van de ander, in een verpakking met hartjes en rozen.

Wist ik veel.

Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat liefde écht zo werkte en hoorde.

Dat het dramatisch moest zijn.

Dat je de ander nodig had om jezelf compleet te voelen.

Als mijn vrienden hun relatie zagen stranden waren ze een week dronken, daarna een week boos, en dan was het over.

Ik snapte daar helemaal niks van.

Waarom waren ze niet helemaal KAPOT van verdriet?

Voelden ze dan niet dat onvoorstelbaar diepe gat van zinloosheid en verlies waar ik maandenlang mee rondliep?

Ik heb me tot ver in mijn veertigste niet gerealiseerd hoe kinderlijk en verwrongen mijn kijk op romantische liefde en relaties altijd is geweest.

Nu is dat pijnlijk helder.

Mijn volwassenwording en heling op dat gebied zijn nog maar recent begonnen.

Het is spannend, het voelt onzeker, en ongemakkelijk, maar ik weet ook dat de omstandigheden om hierin te groeien nog nooit zo perfect zijn geweest.

Misschien schrijf ik er ooit nog wel een liedje over.

(Foto door @neonbrand, voor Unsplash)