“Als je het niet erg zou vinden om je nu slecht te voelen, had je dan een probleem?” vraag ik haar.

Ze kijkt me boos aan.

We wandelen langs het water bij het bos.

“Ja maar ik vóel me slecht, hoezo is dat geen probleem!”

“Dat betwist ik niet. Volgens mij zijn we het erover eens dat je je slecht voelt, gefeliciteerd. Maar dat is niet waar ik heen wil. Speel je het spelletje even mee?”

Ze knikt, maar niet van harte.

“Goed, nog een keer: als je het niet erg zou vinden om je nu slecht te voelen, had je dan een probleem?”

“Ik snap niet zo goed waar je heen wil…”

“We zijn aan het onderzoeken of het 100% zeker een probleem is dat je je slecht voelt, of dat het misschien komt door je weerstand ertegen. Als je het niet erg zou vinden om je slecht te voelen, zou je je gewoon slecht voelen zonder extra verhaal of mening, en dus waarschijnlijk ook zonder probleem.”

“Ja, nee, misschien…”

“Je slecht voelen is gewoon je slecht voelen, een eerlijke, direct ervaring. Maar je slecht voelen terwijl je vindt dat je je niet slecht zou moeten voelen, maakt er een probleem van. Het probleem is dus niet het slecht voelen zélf, maar het feit dat je ervan baalt, dat je het niet wil, dat je vindt dat het er niet zou moeten zijn.”

“Hm.”

“Dus wat als die mening, die weerstand, ertussenuit gehaald zou worden, wat als er alleen maar je slecht voelen is en verder niks. Wat is dan nog het probleem?”

“Eh, ja, niks, geloof ik. Denk ik. Maar zo simpel kan het toch niet zijn?”

“Hoe voel je je nu?”

“Ja, een beetje verward. En ook een beetje opgelucht, gek genoeg…”

Tijd voor een pannenkoek.

(Foto door @andymontgo, voor Unsplash)